Kaakslag 1
Verstandskies
Controle.
Weer een half jaar voorbij.
Ik
wordt er niet blij van, de tandarts. Niks tegen de specialist zelf,
integendeel, ze is een aardige, aantrekkelijke en zeer capabele specialist. Ik
kon zelfs af en toe een dealtje maken als er een prijzige behandeling in het
verschiet lag. Onze vakantie bestemming bleek een keer gelijk te zijn geweest.
De kleurige beelden van de Amerikaanse woestijngebieden en natuurparken waren
toen onderwerp van de conversatie, voor zover dit mogelijk was tussen
behandeling en spoelen door. Als
amateur kunstenaar kon ik toen via een opdracht de rekening wat verzachten, tot
beider tevredenheid.
We
hadden hele gesprekken achteraf over de werking medische apparatuur en van de
scansoftware waarbij toen al met een 3D printer een perfect passende kroon kon
worden geproduceerd.
Dat
schept een band.
Mijn
gebit gaat al een aantal jaren mee, maar vertoont meer en meer slijtage en
reparatie sporen. Met een paar kronen en een aantal vullingen moet mijn
eroderende gebit proberen de tand! des tijds te doorstaan. Maar ook dat heeft
niet het eeuwige leven. Af en toe zit er dan tussen mijn hapjes volkorenbrood
met kaas een stukje amalgaam en schuurt mijn tong langs een onverwacht scherp
randje. Niet altijd is het nodig om hierna direct haar (de tandarts) expertise
te raadplegen. Als pijn achterwege blijft, is het gewoon wachten tot de
eerstvolgende afspraak. Alleen dat scherpe randje, ze zeggen ze slijten op den
duur, maar bij tanden en kiezen duurt dat lang. De dokter is reëel genoeg om de
boosdoener op mijn verzoek een beetje af te slijpen, zodat ik bespaard blijf
voor een eigenrisico overschrijdenden declaratie.
Toch ging het op een keer fout. Ze had
mij al gewaarschuwd voor een gammele verstandskies. Een nieuwe kroon, of laten
trekken.. En alsof de duvel er mee speelde, twee weken voor mijn halfjaarlijkse
afspraak viel de top van de bewuste kies op mijn tong. Een kuil als de
Meteorkrater in Arizona, om maar in de juiste perceptie te blijven, ontsierde
mijn kauwmachine. Met opstaande punten en steile wanden. De scherpe kliffen
hielden flinke stukken draadjesvlees van de hachee vast, en halve bananen
moesten met een woelende tong worden opgegraven. Iedere keer met een houtje in
je mond om dit soort weerbarstige etensresten los te peuteren is een vervelende
bezigheid. Zeker als je helemaal achterin moet wezen. En dat wil je ook nog op
een fatsoenlijke manier achter je andere hand doen. Wat een gedoe.
Het
verdrongen advies van mijn kaak-ingenieur werd ineens realiteit met urgentie.
Mijn
blakende gezondheid van weleer is een stuk minder. In de loop der jaren ben ik
vaste klant van het streekziekenhuis. Mijn pomphuis is gerenoveerd, en de
daarbij behorende medicijnen moet ik tot het einde der dagen blijven slikken.
Bloedverdunners zogezegd. Toen ik bij de controle dan ook te kennen gaf dat de
ruïne niet gerenoveerd, maar gesloopt kon worden, reageerde tandarts dan ook
met; uw dunne bloedsituatie maakt het een specialisten klus. Ik geef u een
brief voor de kaakchirurg, hij is de aangewezen persoon voor dit soort
risicovolle ingrepen.
En
daar kon ik het mee doen.
Om je
de waarheid te zeggen stond zowel het een dan wel het ander, repareren of
verwijderen, mij niet aan. Helemaal niet leuk. Reden om de brief maar achter in
de agenda te leggen en net doen of mijn neus bloedde.
Ik had
nog steeds geen pijn, en daarom geen haast. De smoes die ik voor mij zelf had
bedacht was; als ik het geld heb laat ik er een mooie kroon op zetten. Maar dat
was een utopische gedachte. Een soort kop in het zand steken, misschien denken
dat het gewoon overgaat, net als griep, of zoiets.
De
tijd verstreek, ik peuterde er vrolijk op los met het tandenstokertje, ergerde
mij dagelijks aan alle sliertjes en kruimels en mijn tong liep regelmatig
risico te worden opengehaald aan graaiende glazuurresten. Tot ik een kaartje
kreeg van de tandarts.
Een
herinnering voor de halfjaarlijkse controle.
Oeps.
Ik had de mondhygiëniste ook al op een
laag pitje gezet, ik zei het al, dat geduvel in mijn mond, ik hield er niet
van.
Vroeger
ging je met 200 gulden naar een kliniek voor tandheelkunde (whats in a name) in
Rotterdam, je liet de hele rimram uit je mond halen en je kwam terug met
robuust degelijk maalsysteem die je ‘s nachts in een glas op het nachtkastje
toe grijnsde. Simpel toch? Een kunstgebit en geen kiespijn meer.
De
tijden zijn veranderd. Tegenwoordig lopen ze op volwassen leeftijd nog met een
beugel om je een stralende gelijkmatige glimlach te bezorgen. Het koste wel
veel, maar dan had je ook wat. Een kapitaal in je mond als je de kist in gaat.
Ik weet het, mijn aversie speelt mij parten
Dat
kaartje, tja, dat kon ik niet negeren. Eerst dan maar naar de mondhygiëniste
anders krijg ik op mijn duvel omdat ik niet goed heb gepoetst. Tandplak en zo.
Deze mevrouw vond dat ik wel lang geleden was geweest. Mijn verweer dat ik het
telkens weer vergat klonk behoorlijk goedkoop. Maar ze ging enthousiast aan het
krabben. En het kon niet uitblijven, ze constateerde de zielige overblijfselen
van wat eens een verstandkies was geweest. Ik ging een discussie aan over geen
pijn en zo. Maar ze wees er op dat zo’n kies een bron van infectie kon worden.
En dat nu zette mij aan het denken.
Ik
behoor tot een zogenaamde risicogroep. Details laat ik even voor wat ze zijn.
Maar een infectie, als je het kunt voorkomen is dat beter dan genezen.
Toen
ik dit aan mijn vrouw vertelde liet ze duidelijk weten dat ze mijn
struisvogelpolitiek niet kon waarderen. Ze weet van de hoed en de rand, en
regelt alle afspraken met een administratieve nauwkeurigheid die mij af en toe
verbaast. Meer nog, zij is de onmisbare
hulp voor iemand als ik die als
gemakzuchtige sloddervos door het leven
gaat. Mijn mantelzorger in het kwadraat.
Ik
keek er dan ook helemaal niet vreemd van op dat er in de kortste keren contact
werd op genomen met de balie van het ziekenhuis, waarbij bleek dat ook de
cardioloog zijn woordje moest doen.
De
vraag aan de betreffende hartbehandelaar, of ik tijdelijk kon stoppen met
bloedverdunners werd negatief beantwoord. Ik kreeg onmiddelijk visioenen van
een overlopende mond vol bloed en gillende ambulancesirenes.
Daar ik ook onder toezicht sta van een
hematoloog, wist ik dat ik geen standaard bloedtransfusie kon hebben. Daar heb
ik dan weer een speciaal pasje voor, ter informatie voor een dienstdoende
gezondheidszorger, indien ik deze acuut nodig zou hebben.
Ik zei
het al ergens in dit verhaal. Er zijn personen, en ik ben daar een van, die op
de lange duur allerlei kwaaltjes gaan vertonen die het leven soms heel
gecompliceerd kunnen maken.
Met
deze informatie kon ik met een gerust hart naar mijn controlemoment. Ook de
tandarts had een vervanger omdat heftige rugklachten haar het werken onmogelijk
maakten.
Ik had
psychologisch gezien de wind mee, mijn smoezen en verklaringen werden onder de
mantel der onwetendheid geschoven.
Evenwel,
ik werd wel op het spreekuur van de kaakchirurg verwacht. We, mijn vrouw en ik,
leefden er met enige ongerustheid naar toe.
Het
was niet de pijn die ik eventueel kon verwachten, nee dat was niet het
probleem, maar meer de zorg om de nawerkingen, en met name het voor ons
onvoorspelbare gevolg van een wond en het al dan niet kunnen stoppen van de
bijbehorende bloedafgifte.
Die
bewuste ochtend reden we naar het ziekenhuis, waar ook al enige chaos heerste.
Een nieuw pasjes systeem zette elke binnenkomer in een wachtrij voor een soort
pinautomaat, waaruit je onder begeleiding van een expert opnieuw een pasje
moest ontlokken om te bewijzen dat jij jij was.
Gelukkig
had ik nog een recent bewijs van mijn indrukwekkende persoonlijkheid, dus ik
mocht door naar de volgende ronde.
Bij de betreffende balie werden we
ontvangen door een buitengewoon vriendelijke, mooie, mijn dochters naam
dragende assistente, die ik in mijn gespeelde enthousiasme voor de chirurg
hield, gewend als ik was aan alle vrouwelijke specialisten die ik totnogtoe was
tegengekomen.
Ik
moest weer op de foto. Dit keer een doorkijkkiek. Met mijn gehavende smile.
Bijten op een plastic pijpje, kin op een richel en schouders laten zakken.
Zoemend draaide een brede witte beugel vol stralingsapparatuur om mijn schedel
voor een 180 graden snapshot.
Adem
inhouden als u kan. En dat kon ik.
‘We
gaan u gelijk behandelen’.
Verrast
keek ik de assistente aan, ‘Dat mag ik dan wel even aan mijn vrouw vertellen,
dan is ze op de hoogte’.
Deze
zat in de enorme wachtruimte vol tafels, stoeltjes en andere wachtenden, met een tijdschrift op schoot, en kon op
mijn mededeling niets anders doen dan begrijpend knikken. Ik kon haar in
gedachten horen fluisteren, ‘hou je taai’.
Ik volgde mijn begeleidster. Als een
lam naar de slachtbank.
De
ruimte was verrassend klein, mijn eigen tandarts had een grotere praktijkruimte
tot haar beschikking. Ik was even vergeten dat buiten de deur een heel
ziekenhuis klaar stond om met alle verschillende internisten doktoren en hordes
verpleegsters bij het eventueel uit de hand lopen van mijn behandeling in te
kunnen springen om mijn vege lijf uit de klauwen van een naderend onheil te
kunnen rukken.
Een
achteroverstoel stond klaar, het ging gebeuren.
De
behandelaar stelde zich voor en vertelde het een en ander over de te volgen
procedure.
Op het
computerscherm de volledige inhoud van mijn kaken waarbij alle makke en
restauraties zichtbaar waren.
Hij
wees nog even fijntjes op een beginnende ontsteking ergens voor in het rijtje
witte niet al te regelmatig gevormde silhouetten. Heb ik al verteld dat,
eenmaal in het ziekenhuis, je niet alleen in de molen zit, maar dat ze er ook
aan klantenbinding doen? Het ”we zien u graag weer terug” principe.
Gevlijd
in de achteroverstoel, nog enigszins duizelig van het verre achterover draaien
van de hoofdsteun, werd er een blauwe doek met een kleine opening over mijn
gezicht gelegd. Even daarvoor had de assistente nog gevraagd of een latex
allergie de procedure zou kunnen verstoren, maar ik kon haar, ja zij wel,
geruststellen. Ik ben allergie vrij, tenminste waar het mijn fysieke gezondheid
betreft.
Mijn
allergie voor luidruchtige nachtelijke feestgangers en irriterende
bumperklevers, lawaaiige hangplek brommers en onverwachte honden keutels waren
hier niet van toepassing.
Twee
in rubber gehulde vingers trokken mijn lippen verder van elkaar en de sonore
stem van de chirurg begeleide het prikken van de verdovingsnaald.
Vroeger
ging je de wachtkamer in om te wachten tot de verdoving je kaak tot
onheilspellende proporties had opgeblazen. Maar ook in het naalden en narcose
circuit gaan de ontwikkelingen door. Nog geen minuut na de prikken voelde ik
weer de beklede handen van de behandelaar, die een voor mij onzichtbare
constructie om het lijdend voorwerp, de halve kies, probeerde te wringen.
Pijn,
nee, lawaai, ja.
Kraken
en schuren drukken en, jawel trekken.
Net
toen ik dacht, nu gaat het gebeuren, hoorde ik de geruststellende stem van mijn
dochters naamgenote, ‘uw kies is er uit meneer, we gaan het wondje hechten’.
Wondje?
Ja, wondje.
Daar
lag ik met het idee, dat een gat als een bomkrater in mijn geteisterde mond,
vol niet te soppen bloedgolven, mijn aardse bestaan bedreigde!
Ik
voelde hoe een draad de hangende flarden weer bij elkaar trok, een pijpje
slurpte vrolijk de verwaarloosbare vochtproductie uit mijn mond.
Even
daarna werd de blauwe dekmantel verwijderd en ik kwam enigszins verrast
overeind, met op verzoek stevig op elkaar geklemde kaken. Een steriel propje gaas drukte daardoor het
beschadigde onderdeel stevig dicht.
Ik was
opgelucht, dat begrijp je. Ondanks het bolle drukkende gevoel van de verdoving,
en het alarmerende gekraak dat door mijn schedel had geresoneerd, ondanks mijn
horrorachtige visioenen, opgelucht. Het was enorm meegevallen.
Mompelend
met opeengeklemde tanden, en een voorzichtige inspectie met mijn tong langs het
pakketje katoen mocht ik voorzichtig mijn horizontale zetel verlaten.
De
assistente gaf mij, met enkele geruststellende bewoordingen en een korte uitleg
over wat te doen, een stapeltje gaasjes en een tweetal recepten voor de
nabehandeling. Een hand van de vakman en uitgeleid door de assistente stapte ik
na ongeveer 20 minuten durende behandeling weer de hal van het ziekenhuis in.
Mijn
vrouw, diep verzonken in haar tijdschrift, keek verbaasd toen ze mij weer zo
snel terug zag.
Ik
dacht dat ik hier op zijn minst wel meer dan een uur zou zitten’ zei ze
verrast.
Grijnzen
met gesloten lippen lukt nog wel, verbale uitleg was een stuk moeilijker.
De rit
terug was ik opgewekter dan op de heenweg. Niet dat ik dat had laten merken,
mijn pokerface en acceptatievermogen laten dat niet toe, maar ook mijn vrouw
vertelde achteraf dat ze zich behoorlijk zorgen had gemaakt over de behandeling
en de mogelijke onvoorziene gevolgen.
Pet af
voor het kiezenteam.
Job done, well done!
Alleen
dat desinfecterende spoeldrankje is wat minder, en mijn éne borrel staat op de
wachtlijst, tja, je kunt niet alles hebben.
Wacht
even, geen alcohol?
Ik
herinner mij enkele zeer geloofwaardige films, waarin een halve fles bourbon
over een kogelwond wordt gegoten, om te ontsmetten!
En wat
is nu helemaal het verschil tussen een getrokken kies en een kogelwond?
Hm, ik vraag het je...
Kaakslag
2
De
kijk op mijn welzijn is kritisch, en ook logisch, uiteindelijk zijn het mijn
lijf en leden waar we het over hebben.
Dat
je gezondheid een groot goed is heb ik aan den lijve ondervonden, beware of
de dokter, hij keert je binnenste buiten indien hij daar enige aanleiding
toe vindt, en ontdekt dan van alles. In een eerdere ontboezeming heb ik al eens
aangegeven dat ik heb ervaren, als je eenmaal in het patiënten dossier zit,
weten ze je te vinden.
Zo
ben je van je kwaal af, of ze vinden weer een ander, en hoe ouder je wordt, hoe
meer mankementen zich openbaren. Vind je er zelf niet een, dan wordt er wel een
voor je gezocht.
Weten
ze een oplossing, dan zoeken ze er mooi een probleem bij.
Toen
een paar maanden geleden mijn verstandskies werd verwijderd ging dat prima,
mijn angst voor bloedbaden en verstikkingsverschijnselen waren ongegrond
geweest, ik liep gewoon al bijtend op een propje steriel gaas mompelend door de
draaideur van het ziekenhuis naar buiten. Met een brief voor mijn gewone, zeg
maar huistandarts.
Behorend
tot de beruchte kwetsbare doelgroep mag ik voor sommige van mijn dentale kwalen
naar de kaakchirurg. Scheelt toch een stuk in de eigenbijdrage van de
zorgverzekering.
Die
brief. Bij het maken van de foto van mijn gebit, een panorama prent, was een
donker vlekje ergens rechtsonder in mijn kaak reden genoeg om daar een
boodschap voor de dentist aan te wijden.
U
voelt het al aankomen. Hierboven heeft u al een idee gekregen van het in mijn
ogen reilen en zeilen van een geneeskundige
filosofie, het equivalent “van pappen en nathouden” ofwel rekken en er
bij blijven.
Ik
kom er niet onderuit, weer het hoge woord: ‘klantenbinding’ jawel!
Ik
was net mijn behandeling te boven gekomen, en besloot weer mijn struisvogelpolitiek
toe te passen.
Brief
in de agenda, even laten betijen.
Na
enige tijd ging ik, omdat de halfjaarlijkse gebitscontrole zich begon aan te
dienen, eerst naar de mondhygiëniste, waar ik mijn verhaal deed over
bovenstaande.
Ik
vermoed dat ze in het complot zit, want ze was opnieuw bloedserieus met haar
opmerking, dat een sluimerende ontsteking nare gevolgen kon hebben, en woeps,
daar tolde weer doemscenario’s door mijn tegenstribbelend brein.
Toen
de controle datum zich aandiende, bracht ik de met een bezwaard gemoed de brief
van de superdentist onder de aandacht.
Mijn
persoonlijke mondenkijker werd nog steeds vertegenwoordigd door een invallend
specialist, in mijn eerdere ontboezemingen heb daar al eens melding van
gemaakt. Er zullen zware klusjes aan ten grondslag hebben gelegen.
Geen
kwaad woord over mijn tandarts,
Ze
heeft mij altijd goed verzorgd, op voorwaarde, dat ik daarin meewerkte.
Poetsen,flossen (aaarchhhh), hygiënisten noem maar op. Dat ging al jaren zijn
gangetje. Maar ja, als tanden en kiezen meer dan driekwart eeuw meegaan ontkom
je niet aan slijtage.
Duidelijk
was dat ook deze behandelaar (weer een zij) het bovengenoemde vlekje onder de
loep nam, letterlijk, want, met de brief van de kaakchirurg als leidraad zat
ik in de kortste keren ik met een
akelig verkeerd zittend apparaatje in mijn mond om via het digitale röntgen
systeem duidelijkheid te verschaffen.
Tja,
daar zat een ontsteking die ooit al eens was behandeld, en toch weer op ging
spelen. Een afspraak dan maar?
Zie
je wel, voel ik een keer helemaal niks, zien ze nog kans om een grijpstuiver
aan je te verdienen.
En
daar kwamen weer mijn andere gebreken weer ter sprake, met als gevolg, opnieuw
een brief, voor de kakenman van het Rode Kruis Ziekenhuis.
De
verantwoording werd netjes doorgeschoven en ik kon weer op pad. Gelukkig bezit
ik (oeps) een prima regelaar in de persoon van mijn liefhebbende vrouw, die
mijn ontwijk en zwijg politiek niet altijd kan waarderen. Ik verdenk ook haar
ervan dat zij persoonlijke belangen heeft, dat moet ik dan maar even
uitvogelen. Haar opdracht was dan ook, hup naar het regionale kneuzenpaleis en
een afspraak maken. Daar kon ik niet tegenop, dat doe ik doorgaans dan ook
niet.
Gevolg,
een afspraak, met enig respijt. Ik wist de datum op een verantwoorde manier wat
op te rekken, maar na drie weken moest ik toch opdraven.
De
vorige keer was ik nog onder begeleiding naar het ziekenhuis gereden, wist ik
veel hoe ik uit de behandeling zou komen, maar mijn vertrouwen was toch
gegroeid, niet alleen in de medische kwaliteiten van de behandelaar, maar ook
mijn eigen fysieke reacties hadden mij meer zekerheid gegeven.
Dus
dit keer trok ik de stoute ortheses (ik heb klapvoeten, ja ja) aan en ging
alleen naar de slachtbank.
Als
het weer een voorspelling was op de afloop, dan zat ik goed. De zon scheen en
vrolijk rammelde ik in mijn slecht verende booster een rugkwaal tegemoet.
Dat
viel achteraf ook weer mee, zo ook de behandeling. De ontvangst was net als de
vorige keer, allerhartelijkst. Dit keer stonden er drie personen om mijn
groengedekte corpus. Anita, de onmisbare assistente, samen met een ietwat
nerveuze, maar vriendelijke, leergierige stagiair met een Indiaas voorkomen, en
natuurlijk, Jorrit Nolte, de “vakman” in kwestie.
Van
tevoren werd ik helemaal bijgepraat over de te volgen procedure. Op een
computerscherm stond weer de breedbeelddoorkijkfoto die de bron van mijn
probleem verklaarde. De chirurg zette nauwkeurig rode lijntjes om de te
renoveren delen, met een duidelijke uitleg van ‘voorzichtig doen om omliggende
zenuwen niet te beschadigen, het wegzagen van de onderkant! *(oei!) van de
desbetreffende boosdoener waarbij allerlei gereedschappen ter sprake kwamen die
in een goed geoutilleerde bouwplaats zeker niet zouden misstaan. Of ik het
prettig vond dat ik dit allemaal te horen kreeg? Ik slikte.
In
elk geval mocht ik plaatsnemen op de relaxstoel met een kussentje in de rug, en
werd weer verstopt onder de groene doek, met daarin ter hoogte van mijn gezicht
een kleine opening, zeg maar ter grootte van een opengesperde mond.
Met
mijn handen in mijn schoot voelde ik mij een lam op de slachtbank en
onwillekeurig kneep ik mijn vingers tot een onwrikbaar kluwen. Drie prikjes in
mijn mond en een bittere smaak later wachtte ik op de dingen die komen gingen.
Het leek alsof mijn tong zwol, mijn wang dik
werd en het tandvlees rond de hotspot vergroeide tot een onduidelijk
irriterende, maar gevoelloze kluit en
na tien minuten en een begeleide uitleg van de stagiair was mijn beetje dooie
kaak klaar voor de operatie.
Pijn
deed het niet, maar het lawaai van de vorige keer kwam op herhaling, het kraakte,
kraste en slurpte dat het een lieve lust was, het resoneerde allemaal spectaculair in mijn hoofd,
versterkt door mijn wijdopen getrokken kaken die naar het leek fungeerden als
een 500 watt speaker. Met het idee dat hij alsnog de onderliggende zenuw zou
raken onderging ik gelaten het gedoe in mijn gapende mond.
Gelukkig
werden alleen technische opmerkingen en aanwijzingen gegeven van de assistente
aan de stagiair, zoals; ja, nu een beetje naar het gaatje toe, en voorzichtig,
nu wat meer wegzuigen, terwijl Dr Nolte zich met het edele handwerk bezig
hield.
Ik
probeerde in gedachten de handelingen te volgen, terwijl de kleine kruimeldief
voorzichtig werd heen en weer gestuurd om het teveel aan vocht (bloed?) gruis
en andere ongerechtigheden op te slokken.
Het afzagen van de wortel ging gepaard met
het overbekende gieren van een tandartsboor, hier de cirkelzaag, en het
uitkrassen van de ongerechtigheden voelde aan als het schoonschrapen van een
verroeste pannenbodem.
Even voelde ik een stekende pijn oplopen
vanuit de kies naar mijn oor. O jé, de zenuw, schoot door mijn hoofd en ik
probeerde dit te duiden door mijn met mijn vinger op mijn oor te wijzen. De
assistente dacht dat ik jeuk had, duwde mijn hand terug onder mijn steriele
afdekking en wreef behulpzaam over mijn oor.
Op de een of andere manier ging het echter
voorspoedig, ondanks mijn blauw geknepen vingers, en mijn nutteloze poging om
een afleidende melodie in mijn hoofd te krijgen.
Een kwartiertje later was de wond, de
assistente noemde het opnieuw geruststellend
“wondje”, gehecht en gespoeld en klonk het tevreden; alstublieft, het is
gebeurd.
Bevrijd van kakenklem en groene hoes stond ik
even later met de folder en pijnstiller recept in de hand, de aanwijzingen door
Jorrit Nolte te beluisteren. Op de keper beschouwd was het weer reuze mee
gevallen.
Toen
ik twee dagen later, op zoek naar een speciaal woord voor dit verslag, enkele
fora bezocht, las ik over diverse klachten en nare bijverschijnselen die andere
kaak-patienten hadden overgehouden na een tandartsbezoek. Mijn advies, niet
lezen! Dat ondermijnt het vertrouwen in de tandgeneeskunde! Je durf nooit meer
naar de tandarts!
Weer thuis, met uit de folder een kwartier op
en een kwartier af met een koelboxelement uit de vriezer in een washandje om de
zwelling te minimaliseren, de timer in mijn I phone maakte overuren, en een
super-paracetamol (niet vergoed door de verzekering!) tegen de pijn na de
uitgewerkte verdoving, kwam ik weer geleidelijk aan in mijn gewone doen. Zelfs
mijn middagdutje (ook al op doktersadvies) leed er niet onder.
De
folder r gaf ook informatie over het te volgen eetgedrag. De helft van je mond
gebruiken bij het kouwen, eerst wat zachte voeding. Niet te warm, niet te koud.
Alles no problemo.
Met
één voordeel, het ‘voorlopig geen alcohol’ advies bespaard ook weer een paar
centen.
Die
ene wiskey per avond wordt een weekje verschoven. Kassa!
Cornelis
Cornelis
Geen opmerkingen:
Een reactie posten